Begrippenlijst

Ben je op zoek naar de betekenis van een bepaald begrip, of wil je weten wat de meest up-to-date terminologie is?

De begrippenlijst opgesteld door çavaria bevat alle courante termen en begrippen uit de LHBTQI*-wereld. Check zeker de uitgebreide lijst van çavaria zelf voor nog meer begrippen, de laatste updates en toevoegingen. 

Wij lijsten hier enkele centrale termen op:

Aseksualiteit:

  • Net zoals bij seksualiteit en gender bevindt seksuele aantrekking zich ook op een spectrum. Aseksualiteit is een parapluterm en aseksueel zijn is een seksuele oriëntatie (zie: Seksuele oriëntatie). Of soms correcter: het niet hebben van een seksuele oriëntatie. Aseksuele personen kunnen zich identificeren als deel van de LGBTIQ+-paraplu.
  • Iemand die aseksueel of 'ace' is, voelt niet of zelden seksuele aantrekking voor iemand. Ze worden zelden seksueel opgewonden, of hebben zelden zin in seks met een partner. Dat betekent niet dat ze geen seks kunnen hebben, of nooit seksuele handelingen doen. Het betekent ook niet noodzakelijk dat ze een afkeer hebben van seks, het vies of verkeerd vinden. Het gaat niet over wat je kan of doet, maar over wat je voelt.

Beperking / Handicap:

  • Een persoon met een (functie)beperking of een persoon met een handicap ondervindt door deze beperking een impact op zaken zoals werk, verplaatsing en sociaal leven. Er bestaan verschillende soorten beperkingen. De term handicap slaat ook op maatschappelijke belemmeringen zoals discriminatie en vooroordelen.
  • Sommige personen worden liever niet benoemd als iemand met een beperking of handicap. Dat kan zijn omdat ze zich niet gehinderd voelen in hun deelname aan de samenleving. Een andere reden is dat sommige personen het niet bekijken als een beperking hebben, maar wel beperkt worden. Anderen vinden het belangrijk om erkend te worden als persoon met een beperking of handicap, om zo begrip en voldoende ondersteuning te krijgen vanuit de samenleving.

Bi+:

  • Een paraplubegrip (of koepelterm) die gebruikt wordt om iemands seksuele en/of romantische oriëntatie weer te geven. We spreken over bi+ wanneer een persoon romantisch en/of seksueel aangetrokken is tot personen van meer dan één genderidentiteit. Tot welke genderidentiteit je aangetrokken wordt, kan variëren doorheen de tijd en in intensiteit.
  • Onder de koepelterm bi+ vind je heel wat termen. Samen zijn ze het bi+-spectrum. Sommige mensen verkiezen de term polyseksueel om aan te geven dat ze zich tot meerdere genderidentiteiten aangetrokken voelen. Als je het aspect genderidentiteit geen belangrijke factor vindt bij een potentiële partner, kan je jezelf omschrijven als panseksueel. Als je merkt dat je aantrekking verandert doorheen de tijd dan kan je die fluïde noemen.

Cisgender:

  • Een term die beschrijft dat het geslacht dat je toegewezen krijgt bij je geboorte (op basis van je geslachtsdelen) overeenkomt met je genderidentiteit. Als je bij je geboorte het vrouwelijk geslacht krijgt toegewezen en je voelt je ook vrouw, dan noemt men dit cisgender. Als dit niet overeenkomt dan noemt men dit transgender.

Gender:

  • Gender is een sociale constructie die de positie van personen binnen de samenleving mee bepaalt. In het Westen is er traditioneel een binaire opdeling van gender, de klassieke tweedeling man en vrouw. Hieraan worden bepaalde verwachtingen en rollen gekoppeld. Tegenwoordig wordt deze binaire gendernorm ook in de Westerse wereld meer in vraag gesteld en gender gezien als een spectrum.
  • In andere delen van de wereld zijn er samenlevingsmodellen met meer dan twee genders. Zo heb je in India bijvoorbeeld een derde gender, de Hijra. Gender is een ongeschreven sociaal normerend systeem maar kan ook terugkomen in rechtssystemen. Deze sociale afspraken zijn tijds- en plaatsspecifiek. Ze kunnen met andere woorden veranderen doorheen de tijd en verschillen van plaats tot plaats. 

Genderexpressie:

  • Waar genderidentiteit gaat over een innerlijk gevoel, gaat genderexpressie over de manier waarop iemand zich uit naar de buitenwereld. Dit kan in de vorm van kleding en make-up, maar ook door een bepaalde lichaamshouding, spraak of manier van bewegen. Volgens de huidige gendernormen horen vrouwen zich op een specifieke manier te uiten, en mannen op een andere. De verwachting die deze norm creëert komt niet overeen met de werkelijkheid. In de realiteit valt iemands genderidentiteit niet strikt te koppelen aan een bepaalde genderexpressie. Zo kunnen cisgender of trans mannen, non-binaire personen, genderfluïde personen, … (=genderidentiteit) er net als sommige cisgender vrouwen voor kiezen om een jurk te dragen (=genderexpressie). Iemands genderidentiteit hoeft niet overeen te komen met de genderexpressie die door de gendernorm daarbij verwacht wordt.

Geslacht:

  • Geslacht of sekse wordt bepaald op basis van lichamelijke kenmerken. Het westerse binaire model gaat uit van twee geslachten: man en vrouw, met welomlijnde en van elkaar verschillende geslachtskenmerken. Die twee groepen maken deel uit van het brede geslachtskenmerkenspectrum, maar er bestaat veel meer lichaamsvariatie. Mensen met geslachtskenmerken die niet binnen de klassieke tweedeling M/V vallen hebben een intersekse lichaam. In de medische wereld worden hun onderling erg verschillende lichaamsvariaties verzameld onder de medische term DSD.

Hetero:

  • Als je als man romantisch en/of seksueel aangetrokken bent tot vrouwen, of als je als vrouw romantisch en/of seksueel aangetrokken bent tot mannen, dan kan je jezelf hetero noemen. Maatschappelijk wordt heteroseksualiteit tegenwoordig nog vaak gezien als de norm.

Holebi:

  • Een letterwoord dat staat voor homoseksueel, lesbisch en bi+. De term is ontstaan in België, en wordt gebruikt als verzamelnaam om in één keer naar de verschillende seksuele oriëntaties te verwijzen.

Holebifobie:

  • Holebifobie gaat over gevoelens van afkeer en onbegrip tegenover holebi’s. Die negatieve gevoelens ontstaan uit hardnekkige vooroordelen over seksualiteit en gender. Ze kunnen leiden tot verschillende situaties, van gemene opmerkingen en discriminatie tot zelfs fysiek geweld tegenover personen die niet voldoen aan de heteronorm.
  • Spreek je over holebi’s als groep, dan gebruik je de term ‘holebifobie’. Gaat we het over een specifiek voorval, dan verwijs je naar de specifieke seksualiteit van de persoon waarover het gaat, bijvoorbeeld ‘homofobie’ of ‘bifobie’.

IDAHOT:

  • Op 17 mei 1990 schrapte de WHO, de wereldgezondheidsorganisatie, homoseksualiteit uit de lijst van geestesziekten. Sindsdien heeft de holebi-, trans- en interseksegemeenschap deze dag uitgeroepen tot de Internationale Dag Tegen Holebifobie, Transfobie en Interseksefobie.

Intersekse:

  • De term beschrijft mensen van wie de geslachtskenmerken niet binnen de klassieke tweedeling M/V vallen. Waar de term DSD een medische definitie geeft, benadert de term intersekse de bestaande variaties in geslachtskenmerken meer vanuit een maatschappelijke en sociale blik. De term legt de nadruk op het feit dat een intersekse variatie een natuurlijk voorkomend fenomeen is, en dat personen met een intersekse lichaam geen medische operaties nodig hebben 'ter correctie'. Intersekse variaties zijn simpelweg variaties waarbij het lichaam van een persoon niet volledig past binnen wat wij cultureel als typisch mannelijk of typisch vrouwelijk zien. Ze maken deel uit van het brede geslachtskenmerkenspectrum.
  • De tegenhanger van intersekse is endosekse.

LGBTI of LHBTI:

  • Dit is een letterwoord om seksuele, gender- en geslachtsdiversiteit aan te duiden. L= lesbisch, G= gay (of H = homo), B= bi+, T= trans(gender), I= intersekse. Soms zie je dat er LGB geschreven staat, een andere keer staat er dan weer LGBTIQ+. De plus staat dan voor alle personen en groepen die buiten de (cis)gender- en heteronorm vallen, maar niet onder één van de genoemde letters. De Q kan staan voor queer of questioning (zoekend). De keuze voor welke letters je gebruikt hangt af van doelgroep waarover je spreekt. Soms kan dit een weloverwogen keuze zijn, soms gebruikt men meteen het volledige letterwoord om de volledige gemeenschap aan te spreken.

Non-binair:

  • De term non-binair wordt gebruikt door mensen die zich niet herkennen in de binaire opdeling van gender, de klassiek Westerse tweedeling in man en vrouw, en alle verwachtingen en rollen die de binaire gendernormen daaraan koppelen.
  • Non-binair is een parapluterm. Hieronder vind je nog verschillende manieren van genderbeleving. Bijvoorbeeld: agender, demigender, genderfluïde, genderqueer of polygender. In de woordenlijst van çavaria vind je meer uitleg over deze termen.

Pride:

  • Een Pride is een evenement waarbij LGBTIQ+-personen en hun medestanders zich zo massaal mogelijk zichtbaar maken en hun bestaan vieren. De verworven vrijheden rond gender, seksualiteit en lichaamsvariatie worden hierbij gevierd en/of er wordt geprotesteerd tegen de discriminatie, het onbegrip, en andere structurele obstakels waarmee de LGBTIQ+-gemeenschap af te rekenen krijgt. Een Pride wil aandacht vragen voor de huidige noden van de LGBTIQ+-gemeenschap en de eisen van de huidige LGBTIQ+-beweging in de kijker zetten.
  • De traditie van Prides (oorspronkelijk 'Gay Pride' genoemd) is ontstaan vanuit de Stonewall-protesten van 1969 in de Verenigde Staten. Twee belangrijke figuren in deze geschiedenis zijn de activistes Marsha P. Johnson en Sylvia Rivera. Zij stonden samen met vele andere zwarte trans personen en sekswerkers aan de wieg van de latere 'gay liberation movement' (=homobevrijdingsbeweging) en de bijhorende Prides.

Queer:

  • Het woord queer heeft verschillende betekenissen. Het is een manier om je genderidentiteit en/of seksualiteit te benoemen. Het wordt vaak gebruikt door mensen die nog zoekende zijn naar waar ze zich precies bevinden binnen het LGBTIQ+-spectrum, als koepelterm of door mensen die een duidelijk statement tegen de cisgender- en heteronorm willen maken. Het is ook een politiek activistische stroming die vertrekt vanuit het verwerpen van de hetero- en cisgendernorm. Veel punkers identificeren zich bijvoorbeeld als queer. Het is ook een academisch onderzoeksveld.

Seksuele oriëntatie:

  • Seksuele oriëntatie gaat over seksuele aantrekking en opwinding. Tot welke personen voel je seksuele aantrekking? Van wie word je opgewonden, met wie wil je seks hebben?
  • Seksuele oriëntatie kan veranderen van doorheen de tijd en in intensiteit. Als dat gebeurt, spreken we van seksuele fluïditeit.
  • Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten aantrekking: seksuele en romantische. Deze twee kunnen samenvallen, maar dat is niet voor iedereen zo.

SOA / SOI:

  • Een soa is een letterwoord dat staat voor Seksueel Overdraagbare Aandoening/Infectie. Dit is een infectie die je kan overdragen en krijgen via seksueel contact.

Transfobie:

  • De letterlijke vertaling van fobie is ‘angst’. Bij transfobie is maar zeer zelden sprake van échte angstgevoelens, maar vooral van afkeer, onbegrip en vooroordelen. Hierdoor ontstaat een negatieve houding tegenover trans personen, hun genderexpressie en genderidentiteit. Dit kan leiden tot discriminatie en zelfs fysiek geweld.

Transgender of trans:

  • Een term die beschrijft dat het geslacht dat je toegewezen werd bij de geboorte niet overeenkomt met je genderidentiteit. Als je bij de geboorte bijvoorbeeld het vrouwelijk geslacht toegewezen werd, maar je voelt je geen vrouw, dan ben je transgender. Als dit wel overeenkomt dan ben je cisgender.
  • Bij personen gebruik je transgender of trans als een bijvoeglijk naamwoord om duidelijk te maken dat de persoon meer is dan transgender. Zeg dus ‘trans(gender) persoon’ en niet ‘een transgender’ of ‘een trans(gender)persoon’.
  • Trans*: Naast trans en transgender werd ‘trans*’ ook een tijdje gebruikt. Er kwam echter kritiek vanuit een deel van de trans gemeenschap op deze term. ‘Trans*’ is lastig om uit te spreken, en het woord ‘trans’ was op zich al een wijdverspreide en veelgebruikte parapluterm.

Transseksualiteit / Transseksueel:

  • Deze term werd vroeger gebruikt om trans personen aan te duiden die specifiek kozen voor geslachtsbevestigende operaties en behandelingen, en vaak een leven binnen de binaire gendernormen. Hoewel sommige mensen nog kiezen om zich zo te identificeren, wordt de term vooral gezien als verouderd taalgebruik.
  • Tegenwoordig hangt er een negatieve weerklank aan de term vanwege de grote nadruk op het medische aspect. Door deze nadruk is de term bovendien niet inclusief voor heel wat trans personen.

Travestie / Travestiet / Travesties (Ook: Crossdressing / Crossdresser):

  • Mensen die aan travestie doen verplaatsen zich tijdelijk in een genderexpressie die niet overeenkomt met hun genderidentiteit. Dit kan door te spelen met bv. kledij, make-up en kapsel, maar ook via taalgebruik en lichaamshouding. Travestie wordt ook wel crossdressing genoemd. Iedereen kan aan travestie doen, ongeacht hun genderidentiteit.
  • Travestie in de context van een show of optreden wordt ook wel drag genoemd. Onder drag zijn dragqueens het meest gekend, maar ook dragkings en female drag bestaan. Een dragqueen is doorgaans een man die optreedt met een vrouwelijke expressie, een dragking is doorgaans een vrouw die optreedt met een mannelijke expressie. Female drag is wanneer een vrouw als dragqueen optreedt.

Voornaamwoorden:

  • Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die naar iets of iemand verwijzen. Om naar mannen te verwijzen gebruikt men hij/hem/zijn, voor vrouwen is er zij/haar/haar. Een genderneutrale optie om naar iemand te verwijzen is die/hen/hun. Die/hen/hun wordt onder meer gebruikt om te verwijzen naar personen wiens gender niet bekend of relevant is. 
    • Vb. Elke verantwoordelijke moet zijn team begeleiden. 
    • Elke verantwoordelijke moet hun team begeleiden. 
    • Alternatief: Elke verantwoordelijke moet het eigen team begeleiden. 
  • De voornaamwoorden die/hen/hun zijn niet enkel genderneutraal, ze worden ook vaak gekozen door non-binaire personen om naar zichzelf te laten verwijzen.

Word een UniQue vrijwilliger!

Wist je dat Regenbooghuis UniQue volledig draait op vrijwilligers? Ook jij kan ons helpen.

Op zoek naar een vergaderlocatie?

De zalen in UniQue zijn te huur aan vriendenprijzen.